Echtgenote ingekomen werknemer is geen ingekomen werknemer

Echtgenote ingekomen werknemer is geen ingekomen werknemer

Gegevens

Nummer
2024/464
Publicatiedatum
25 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2023:2783
Rubriek
Uitspraak

De 30%-regeling voor ingekomen werknemers is niet van toepassing als een werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst al een duurzame band van persoonlijke aard heeft met Nederland.


Een vrouw met een buitenlandse nationaliteit werkt sinds 22 november 1999 bij een buitenlandse werkgever. Haar echtgenoot met eveneens die buitenlandse nationaliteit is op 2 april 2018 in dienst getreden bij een Nederlandse werkgever, die voor hem de 30%-regeling toepast. De echtgenoot staat per 10 april 2018 ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op een Nederlands adres. De vrouw en de kinderen staan per 15 juni 2018 ook op dit adres ingeschreven. Per 15 maart 2019 werkt de vrouw voor een Nederlandse werkgever. Namens de vrouw verzoekt deze werkgever om de 30%-regeling, maar de inspecteur wijst het verzoek af. Bij Hof Den Haag is het de vraag of de inspecteur het verzoek voor de 30%-regeling terecht heeft afgewezen.

Omschrijving fiscale woonplaats Het gaat erom of de vrouw ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst een woonplaats buiten Nederland heeft. Waar iemand woont, wordt op basis van alle daarvoor relevant zijnde omstandigheden beoordeeld. Er moet een duurzame band van persoonlijke aard bestaan tussen de betrokkene en het land waar hij of zij woont. Die band hoeft niet sterker te zijn dan de band met enig ander land. Om hier in Nederland een woonplaats te hebben is het dus niet noodzakelijk dat het middelpunt van iemands maatschappelijke leven zich in Nederland bevindt.

Duurzame band van persoonlijke aard De vrouw moet aantonen dat zij geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst op 15 maart 2019. Het hof vindt dat de vrouw daar niet in is geslaagd. De vrouw heeft zichzelf en haar kinderen op 15 juni 2018 in de BRP ingeschreven op het adres van haar echtgenoot. Ook staat vast dat de vrouw in de periode vanaf 18 augustus 2018 tot begin maart 2019 het meest bij haar gezin in Nederland verbleef. Zij reisde slechts enkele dagen per maand naar het buitenland voor haar werk. Tijdens haar verblijf in Nederland is de vrouw passend werk gaan zoeken. Ook heeft ze als binnenlandse belastingplichtige aangifte inkomstenbelasting over 2018 gedaan en beschikte ze over een Nederlandse bankrekening. De vrouw heeft op grond van het voorgaande een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland voordat ze de arbeidsovereenkomst met de Nederlandse werkgever aanging. De inspecteur heeft terecht de 30%-regeling geweigerd.

Bron: Hof Den Haag 22-02-2023 (gepubl. 22-04-2024) (ECLI:NL:GHDHA:2023:2783)
Wet: art. 4 lid 1 AWR en art. 10e lid 2 letter b Uitv besl LB
Practice note: 30%-regeling voor ingekomen en uitgezonden werknemers